Ziekten & aandoeningen
Gebitsafwijkingen
De tanden van konijnen en cavia groeien continu gedurende hun leven. Bij te weinig of een ongelijke slijtage kan er dus overgroei ontstaan van tanden/kiezen wat voor problemen kan gaan zorgen. Dieren met een gebitsprobleem zijn vaak te herkennen aan een natte bek (kwijlen), knarsetanden (pijnuiting), vermageren, doffe vacht, dwarsribbels op de tanden en wel willen maar niet kunnen eten. Ook traanogen kunnen een indicatie voor gebitsproblemen zijn, doordat de traanbuis dichtgedrukt wordt door bijv. een tandwortelabces.
Als eerste is er het probleem van te weinig slijtage, dit kan o.a. ontstaan wanneer een dier niet meer wil eten:
- Bij een cavia kan dit o.a. zijn door een gebrek aan vitamine C. Door het gebrek ontstaan pijnlijke kaakgewrichten en slappe kaakspieren. Klik hier voor meer informatie over vitamine C gebrek.
- Onderliggend ziekteprobleem zoals diarree, blaasprobleem, etc.
- Dieet bestaande uit veel biks en zachte groenten met weinig hooi.
Daarnaast is er dus het probleem van een ongelijke slijtage, dit kan o.a. ontstaan door:
- Bij een te lage blootstelling aan zonlicht. Hierdoor kan een gebrek aan vitamine D ontstaan. Dit zorgt voor broze botten en ook tanden. De tanden kunnen hierdoor makkelijk gaan afbreken waardoor de tanden/kiezen aan de tegenoverliggende kaakhelft niet meer afgesleten worden met het kauwen. Het gevolg is dat deze overgroei gaan vertonen.
- Abcessen in de mondholte, bijvoorbeeld tandwortelontstekingen.
- Een aangeboren verkeerde stand van de tanden. Vooral ‘olifantstanden’ komen relatief veel voor; de onder- en bovensnijtanden sluiten niet goed op elkaar aan, waardoor de snijtanden blijven doorgroeien en in het gehemelte of in de tong kunnen gaan prikken.

Olifantstanden
Bij een vermoeden van een gebitsprobleem zullen wij, naast het standaard klinisch onderzoek, in de bek gaan kijken van uw dier (indien nodig onder een lichte sedatie). Eventuele haken op de kiezen of te lange tanden kunnen dan bijgevijld worden zodat ze geen beschadigingen meer geven aan het slijmvlies van de bek of aan de tong.